Klassieke Homeopathie

Grondlegger van de homeopathie is de Duitse arts Dr. Samuel Hahnemann, die rond 1810 zijn bevindingen opschreef in een boek ‘het Organon’. Dit boek is nog steeds de basis van de klassieke homeopathie, al heeft de ontwikkeling van de homeopathie sindsdien niet stilgestaan. Tot op de dag van vandaag worden er nog nieuwe inzichten verworven en nieuwe middelen ontwikkeld.

 

Drie begrippen geven de kern weer van klassieke homeopathie:

  • Gelijksoortigheid
  • Gepotentieerde middelen
  • Ziekteproces

 

 

bram-testje

Gelijksoortigheid

Het zieke dier wordt behandeld met een middel, waarvan de uitwerking op gezonde dieren grote overeenkomsten vertoont met de klachten die het zieke dier heeft. Heel simpel gezegd: bij een ontsteking wordt er geen ontstekingsremmer gegeven maar een homeopathisch middel dat (puur gegeven) bij een gezond dier juist ontstekingen veroorzaakt. Aangezien het middel homeopathisch gemaakt is, is het middel te zwak om ontstekingen te veroorzaken maar stimuleert het middel het lichaam om zélf de ontsteking aan te pakken.

 

Gepotentieerde middelen

Veel middelen die in de natuur voorkomen zijn in hun ruwe vorm giftig, soms zelfs dodelijk. Denk hierbij aan slangengif en giftige planten. Wanneer deze stoffen worden gepotentieerd door middel van stapsgewijs verdunnen en schudden worden deze middelen wel verdragen. De werking is dieper en langduriger, en op een ander niveau. In de homeopathie wordt gebruik gemaakt van middelen van plantaardige, dierlijke en minerale oorsprong. Iedere groep heeft zo zijn specifieke werking binnen de behandeling.

 

Ziekteproces

Een klassiek homeopaat gaat ervan uit dat ziekte een uitdrukking is van een verstoorde balans in het zelfherstellend vermogen van het dier. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen klachten die ontstaan door oorzaken van buitenaf en klachten die ontstaan van binnenuit. Bij klachten ontstaan door oorzaken van buitenaf is het dier niet vanuit zichzelf ziek maar heeft de ziekte een externe oorzaak, zoals een ongeluk, schrik of verdriet. In dit geval wordt voorgeschreven op de aanleiding en de klachten die hierdoor zijn ontstaan. Met klachten van binnenuit wordt bedoeld dat de aanleg voor de ziekte bij de geboorte al in de patiënt aanwezig is, dit wordt aangeduid met de term constitutie. Denk hierbij aan huidklachten, allergie of gevoeligheid voor prikkels. Deze klachten kunnen zich in de loop der tijd geleidelijk ontwikkelen onder invloed van erfelijkheid, biografie en externe prikkels.

Bij het proces waarbij ziekten ontstaan kunnen dus meerdere dingen meespelen:

  • Constitutie: wie het dier is, hoe hij reageert, zijn individuele aanleg om bepaalde ziekten te krijgen, wat hij vanaf geboorte heeft meegekregen.
  • Erfelijkheid: diersoort gebonden, ras gebonden en vanuit zijn familie.
  • Biografie: gebeurtenissen in zijn leven, ervaringen, doorgemaakte ziekten, etc.
  • Externe prikkels: voeding, huisvesting, medicijngebruik, vaccinaties, etc.

Voorbeeld: Artrose, een klacht die voor het eerst kan optreden door vochtige kou. De vochtige kou is dan niet de oorzaak van  de artrose, want de aanleg voor het krijgen van artrose zit in dit dier zelf, maar de vochtige kou is bij hem de aanleiding geweest waardoor de klacht nu naar voren is gekomen.

Voorbeeld: Een gewoonlijk zindelijke kat plast na een verhuizing plotseling naast de kattenbak. Vanzelfsprekend wordt de kat door de dierenarts gecontroleerd op blaas-ontsteking. Mocht dit niet aan de orde zijn, dan heeft het onzindelijke gedrag een andere oorzaak en drukt de kat met de onzindelijkheid bijvoorbeeld uit dat hij niet goed kan omgaan met de veranderingen die door de verhuizing zijn ontstaan. Vergelijkbaar met een kind dat weer in bed plast na verhuizing of de komst van een baby in het gezin.

fay-2-kopie

Alles wat heeft meegespeeld in het ontstaan van de ziekte/klacht krijgt uiteindelijk een plek in de behandeling. Zo worden niet alleen de symptomen opgelost maar ook de aanleiding en oorzaak, met als gevolg dat de klacht niet meer terug komt.